Niveau 5

Op dit niveau ligt de nadruk op je houding. Dat geldt voor het schaatsen op één been, op het rechte eind en in de bocht.

Vaardigheidstest 5.1 Glijden op één been

Het kind kan na 10 meter recht op de schaatsen aanschaatsen , 15 meter op één been in de schaatshouding (kniehoek 120 graden) glijden.

Lees verder »

Vaardigheidstest 5.2 Lange stand

Het kind kan na 10 meter aanschaatsen met twee schaatsen op één lijn (lange stand), 10 meter glijden in de schaatshouding (kniehoek 120 graden) met het gewicht op het achterste been. Aandachtspunt: het achterste been is gebogen, het voorste enigszins gestrekt.

Lees verder »

Vaardigheidstest 5.3 Recht op schaatsen

Het kind kan één ronde in de schaatshouding (kniehoek 120 graden) schaatsen, waarbij hij naar voren kijkt en een armzwaai naar voren langs het lichaam maakt. Aandachtspunt: armzwaai met voor duim omhoog en achter duim naar beneden.

Lees verder »

Vaardigheidstest 5.4 Zijwaartse afzet met druk houden

Het kind kan na 10 meter aanrijden, 15 meter afzetten zonder de voeten van het ijs te halen (olifantsoren). Aandachtspunten: voeten blijven op het ijs en de afzet is zijwaarts; gewicht is volledig op het standbeen; druk houden bij de afzet.

Lees verder »

Vaardigheidstest 5.5 Houding in bocht

Het kind kan na 50 meter aanschaatsen minimaal de halve bocht met een juiste heupinzet glijden. Aandachtspunten: de enkel, knie, heup en schouder zijn in één lijn; kniehoek minimaal 120°.

Lees verder »

Reageer