Niveau 6

Op dit niveau ga je verder met wat je op niveau 5 hebt geleerd. Je leert bij het schaatsen een andere manier van remmen. Ook leer je overstappen in de bocht.

Vaardigheidstest 6.1 Glijden op één been

Het kind kan na 10 meter aanschaatsen, 20 meter in de schaatshouding (kniehoek 120 graden) glijden op één been met de handen op de rug en recht op de schaats.

Lees verder »

Vaardigheidstest 6.2 Lange stand

Het kind kan na 10 meter aanschaatsen, 15 meter in de schaatshouding (kniehoek 120 graden) glijden, met de schaatsen op één lijn, handen op de rug en recht op de schaatsen.

Lees verder »

Vaardigheidstest 6.3 Totaalbeeld

Het kind kan 100 meter schaatsen met een kniehoek van 90-100 graden en de romp horizontaal.

Lees verder »

Vaardigheidstest 6.4 Stappend remmen

Het kind kan na 10 meter aanschaatsen binnen 5 meter, de schaatsen om en om vloeiend onder een hoek van circa 45 graden op het ijs zettend, tot stilstand komen.  

Lees verder »

Vaardigheidstest 6.5 Afzetten en verzamelen

Het kind kan na 10 meter aanschaatsen 50 meter schaatsen in schaatshouding( kniehoek 120 graden), en daarbij het afzetbeen na de afzet bij het standbeen brengen en de voet minimaal drie tellen boven het ijs houden. Aandachtspunten: recht op de schaatsen; goed sluiten.

Lees verder »

Vaardigheidstest 6.6 Glijden door de bocht

Het kind kan na 50 meter schaatsen (in de schaatshouding, kniehoek 120 graden) , in de bocht het gewicht verplaatsen naar het linkerbeen en het rechterbeen van het ijs nemen. De bocht wordt voor minimaal 50% op het linkerbeen gereden. Aandachtspunten: is het rechterbeen volledig van het ijs; staat de linkerschaats enigszins op de buitenkant?

Lees verder »

Vaardigheidstest 6.7 Aanzet tot overstappen

Het kind kan de bocht in schaatsen, op het linkerbeen glijden en de rechterschaats voorlangs plaatsen.

Lees verder »

Reageer